De
Nederlandse samenleving kent momenteel ruim zeventien miljoen leden.
Qua geslacht is de bevolking vrijwel in evenwicht (een procentje meer
vrouwen dan mannen) en ook qua leeftijd is er niet veel bijzonders
aan de hand. In de statistieken zoals het CBS die publiceert is de
na-oorlogse geboortegolf goed zichtbaar evenals de eerste echo
daarvan, die werd veroorzaakt toen de babyboomers zelf kinderen
kregen in de jaren zestig van de vorige eeuw. En er is nog een
tweede, wat zwakkere echo, die bestaat uit de kleinkinderen van de
babyboomers. Ook die zijn inmiddels begonnen de arbeidsmarkt te
betreden.
Er
was lange tijd vrees voor financieel-economische problemen die zouden
kunnen optreden als de babyboomers massaal het arbeidsproces zouden
verlaten en dat was niet helemaal ten onrechte. Maar de 'echo's' van
hun generatie zorgen er tot dusver voor dat het percentage van de
bevolking dat qua leeftijd tot de economisch actieven behoort nog
voldoende groot is. Momenteel circa zestig procent, zoals blijkt uit
onderstaande figuur.
Wel
is het zo, dat in Nederland, net als in veel andere landen van
West-Europa, de basis aan het versmallen is. Het percentage jongeren
neemt af en dat wordt gezien als een potentieel probleem gelet op de
toenemende gemiddelde levensverwachting.
Als
we kijken naar de ontwikkeling van de bevolkingsomvang zien we de
laatste jaren een gestage toename; over de periode vanaf 2000 tot
2019 zijn er ruim 1,4 miljoen Nederlanders bijgekomen. Dit is de
resultante van twee factoren, namelijk het geboorteoverschot en
het migratiesaldo. Onder het geboorteoverschot verstaan we het
aantal geboorten na aftrek van het aantal overlijdens. Het
migratieoverschot is het verschil tussen het aantal immigranten en
het aantal emigranten.
Het
geboorteoverschot bereikte in het jaar 2000 een maximum, maar loopt
sindsdien weer langzaam terug. Naast een geringe stijging van het
aantal overlijdens (logisch, bij een groeiende en vergrijzende
bevolking) is er zelfs een daling van het absolute aantal geboorten,
ondanks de groei van de bevolking.
Niettemin
is het saldo bij de geboorten nog steeds positief (circa 19.600),
anders zouden we uiteraard moeten spreken van een geboortetekort.
Hoewel het verloop van het geboorteoverschot heel geleidelijk is,
lijkt er een minieme correlatie te zijn met de economische
conjunctuur, want de geringe oplevingen in het aantal geboorten doen
zich voor op de piekmomenten van de conjunctuur, rond 2000, 2008 en
2014.
Migratie
Dat
er bij een deel van de autochtone bevolking weerstand bestaat tegen
de instroom van migranten, vooral als ze uit niet-westerse landen
komen en vooral als ze met velen zijn, is evident.
We
horen in dat verband twee typen van bezwaren, culturele en
sociaal-economische.
De
culturele bezwaren hebben voornamelijk betrekking op twee specifieke
groepen, namelijk de Turken en de Marokkanen. Eerste, tweede of derde
generatie, dat schijnt er in dit verband niet veel toe te doen. Het
gaat om hun zeer zichtbare en ook regelmatig hoorbare aanwezigheid.
Anders dan bij de autochtonen vallen bij deze groepen cultuur en
religie vrijwel samen. Omdat hun religie in de landen waar een
meerderheid van de bevolking islamitisch is, zich ook nadrukkelijk de
politieke macht toe-eigent, zijn velen beducht voor een zogenaamde
'politieke islam'.
Deze
door populisten aangewakkerde angst voor 'islamisering' van Nederland
is vanuit de cijfers voorlopig niet te onderbouwen. Het deel van de
bevolking dat zichzelf als moslim definieert bedraagt 5% en is in de
periode van 2010 tot en met 2014 ongewijzigd gebleven. Niettemin is
dit onderwerp al bijna twee decennia in het publieke debat aanwezig.
Zo werd in 2005 een motie aangenomen van het afgescheiden
VVD-kamerlid Wilders, die aan het kabinet Balkenende II vroeg om een
boerkaverbod in te stellen. Deze motie is bijna vijftien jaar na dato
uitgevoerd door het kabinet Rutte III, zodat sinds 1 augustus 2019
in het openbaar vervoer, in het onderwijs, in de zorg en in
overheidsgebouwen een toegangsverbod van kracht is voor mensen in een
nikab of boerka en ook -het moet gezegd- voor mensen met een
integraalhelm op.
Bezwaren
van het sociaal-economische type gaan veelal over de vrees voor
verdringing op de arbeidsmarkt ('ze pikken onze banen in') en op de
woningmarkt ('zij krijgen wel snel een huis en wij blijven op de
wachtlijst staan'). Je hoort ook wel beweren dat 'wij' al die extra
bijstandsuitkeringen niet kunnen betalen en dat we toch allemaal 'uit
dezelfde ruif moeten eten'.
Deze
argumenten snijden eigenlijk geen hout. Alleen als er zeer veel
immigranten in korte tijd moeten worden opgenomen en als ze zich ook
op de langere termijn niet zouden aanpassen aan onze samen-leving zou
er een probleem kunnen zijn. De ervaringen uit het verleden zijn op
dat punt helemaal niet zo ongunstig. Ook in het verleden hebben we
grote aantallen migranten opgenomen en onze economie en onze
overheidsfinanciën staan er goed voor. De omvang van de bevolking is
op zichzelf geen factor die de economie bepaalt. Onder de goed
draaiende economieën zijn zowel grote als kleine landen qua omvang
van de bevolking. Het argument van het 'uit dezelfde ruif moeten
eten' is onjuist, want de ruif wordt groter.
Migratie in cijfers
Het
migratiesaldo kent een grillig verloop. Het bereikte een maximum in
2000, maar is daarna fors gedaald. Tussen 2003 en 2006 was het zelfs
negatief. Vanaf 2007 is het weer gestegen afgezien van een tijdelijke
terugloop in de jaren 2011-2013. Inmiddels is het zelfs hoger dan het
eerdere maximale niveau van het jaar 2000. Als we het migratiesaldo
nader bezien naar herkomst (lees: geboorteland) en dat gerangschikt
per werelddeel, dan krijgen we het volgende beeld.
Wat
onmiddellijk opvalt is, dat de curves eigenlijk allemaal een zelfde
verloop te zien geven. Daaruit mogen we concluderen dat locale
catastrofes als oorlog, natuurrampen of hongersnood geen aanleiding
zijn voor de migratie richting Nederland.
Het
plaatje wordt niet wezenlijk anders, maar overzichtelijker als we het
migratiesaldo met de niet-Europese wereld samenvoegen.
De
uitzondering is Syrië, die ik in de beide grafieken apart en in het
somberste zwart heb weergegeven. Het migratiesaldo met Syrië was
tussen 1995 en 2012 te verwaarlozen, maar vertoont een spectaculaire
stijging vanaf 2013 en daarna. In 2015 was het migratiesaldo met
Syrië ongeveer even groot als het migratiesaldo met de overige
niet-Europese landen tezamen. In 2017 is het weer scherp gedaald ten
opzichte van het jaar ervoor.
We
hebben gezien dat het verloop van de Europese en de niet-Europese
curve sterk overeenkomt, zij het dat de niet-Europese heftiger is,
met een hogere piek in 2000 en een dieper dal in 2006. In dat jaar
was het migratiesaldo met de niet-Europese wereld zelfs negatief. Men
zou daardoor kunnen denken dat de fluctuaties in het migratiesaldo
het gevolg zijn van het door achtereenvolgende kabinetten gevoerde
toelatingsbeleid. In dat verband heeft vooral het kabinet Balkenende
II flink naam gemaakt, met een speciaal ministerie voor
'Vreemdelingenzaken en Integratie', geleid door Rita Verdonk. Echter,
de opvallend scherpe daling van de immigratie, met name die van
buiten Europa, is al begonnen in 2001, tijdens de regeerperiode van
Paars II en leidde uiteindelijk in 2006 tot een negatief
migratiesaldo met de Amerika's en vooral met Afrika. Van enigerlei
trendbreuk bij het aantreden van de kabinetten Balkenende is in de
statistieken niets te bespeuren.
Wat
zou dan wel de oorzaak kunnen zijn van het opvallende parallelle
verloop van de migratiecurves?
Om
daar zicht op te krijgen kunnen we er nog één extra gegeven bij
betrekken, namelijk het migratiegedrag van de Nederlanders zelf.
Tot
dusver zijn in de migratiegrafiekjes de Nederlanders steeds buiten
beschouwing gelaten, maar wij zijn zelf natuurlijk ook mobiel.
Behoorlijk mobiel zelfs, want Nederlanders kom je in alle uithoeken
van de wereld tegen. Er zijn er nogal wat die tegen hun familie en
vrienden zeggen: "Ik vertrek", hoewel ze uiteraard niet
allemaal een Chambre d'hôtes beginnen in een Frans chateau.
In
onderstaande grafiek heb ik het migratiesaldo van de Nederlanders
weergegeven in combinatie met het migratiesaldo voor Europa (excl.
Nederlanders) en de rest van de wereld (excl. Syriërs).
En
jawel, de curve van het migratiesaldo van de Nederlanders vertoont
hetzelfde beeld als die van de vreemdelingen, zij het dat het saldo
voortdurend negatief is. Als er meer buitenlanders naar Nederland
komen, vanuit Europa of vanuit andere werelddelen, dan wordt op
datzelfde moment ook het saldo van de migratie van Nederlanders naar
het buitenland minder negatief.
Wat
kan de verklaring zijn voor het feit dat de migratiesaldi met al deze
onderling zeer verschillende landen en werelddelen toch eenzelfde
verloop hebben? En dat zelfs ons eigen migratiegedrag daarmee
overeenkomt? Het antwoord is niet met zekerheid te geven, maar de
migratiecurves van alle verschillende groepen vertonen een dermate
opvallende gelijkenis dat de achterliggende oorzaak van alle opgaande
en neergaande bewegingen welhaast dezelfde moet zijn. Ik zie niet
welke andere drijvende krachten dat kunnen zijn dan de economie en de
werkgelegenheid.
Die
aanname wordt ondersteund door de statistiek van het verloop van de
werkgelegenheid in ons land. De curve daarvan heeft zijn pieken en
dalen op dezelfde momenten als die van de migratie.
Het
lijkt er sterk op, dat migranten niet primair gedreven worden door
een noodzaak om hun moederland te verlaten, maar dat ze zich in grote
meerderheid richten naar onze arbeidsmarkt.
Het
gevolg van de migratiestromen is, dat niet alleen de omvang, maar ook
de etnische samenstelling van de bevolking geleidelijk verandert.
Zowel de verhouding autochtonen versus allochtonen als ook binnen die
laatste groep de verhouding Westerse versus niet-Westerse
allochtonen.
Ik
weet dat we tegenwoordig behoren te spreken van 'personen met een
migratie-achtergrond', maar die term is niet bevorderlijk voor de
leesbaarheid van deze verhandeling, dus hou ik het even bij de termen
'allochtonen' en 'autochtonen', waarmee uiteraard niets denigrerends
is gezegd, noch bedoeld.
Een
geboorteoverschot van bijna twintigduizend betekent uiteraard niet
dat er even zoveel autoschtone Nederlanders bijkomen. Wie bij zijn
geboorte in Nederland minstens één ouder heeft die niet in
Nederland is geboren wordt geteld als allochtoon. Zie de leden van
onze koninklijke familie.
En
als mensen die in Nederland zijn geboren emigreren betekent dat
evenmin dat er een autochtoon emigreert.
Wel
laten de bevolkingsstatistieken zien dat niet alleen het percentage,
maar zelfs het absolute aantal autochtonen in de bevolking al enige
jaren afneemt. Het bereikte in 2013 zijn maximum. De
bevolkingstoename komt dus volledig voor rekening van de allochtonen.
In
het jaar 2000 was het aandeel Westerse allochtonen in de bevolking
nog min of meer gelijk aan dat van de niet-Westerse allochtonen. Voor
beide groepen was dat toen iets minder dan 9%. Daarna lopen
percentages verder op, maar de stijging is duidelijk groter bij de
groep niet-Westerse allochtonen. Hun percentage is in 2018 inmiddels
gegroeid tot ruim 13, waar dat van de Westerse allochtonen steeg tot
net iets boven de 10. Beide groepen tezamen vormen inmiddels bijna
een kwart van de bevolking en dat aandeel stijgt dus, mede vanwege
het geringe geboorteoverschot en het negatieve migratiesaldo van de
Nederlanders zelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten