Op 15/01/2020 verscheen het WRR rapport
"Het betere werk, de nieuwe maatschappelijke opdracht". De
WRR vraagt daarin met name aandacht voor de kwaliteit van werk:
"Voor deze kwaliteit van werk is
volgens de WRR nog te weinig aandacht. Daarom staat deze centraal in
dit rapport. Het hebben van werk is namelijk goed, zowel voor het
inkomen en het zelfrespect van individuen als voor de samenleving.
Maar dit geldt vooral als het werk ook goed werk is."
Het rapport van de WRR telt 294
pagina's en bevat grote hoeveelheden informatie over de huidige
sociaal-economische situatie in Nederland, inclusief cijfermateriaal
en grafische afbeeldingen.
Een heldere probleemstelling ontbreekt,
maar wel worden er drie ontwikkelingen onderscheiden die invloed
hebben op de kwaliteit van het werk, nu en in de toekomst:
technologisering, flexibilisering en intensivering. De nadelige
invloed van deze ontwikkelingen op de kwaliteit van het werk vormt de
aanleiding en de inhoud van het rapport. De WRR zegt niet dat de
kwaliteit van het werk onvoldoende is, maar dat we daarmee in de
Europese middenmoot verkeren. "Dat kan en moet beter",
vindt de Raad. Veel werk (dat hebben we) is niet genoeg, het gaat om
"goed" werk.
Wat is goed werk? Uit de
wetenschappelijke literatuur destillereert de WRR drie belangrijke
condities voor goed werk:
1. Grip op geld. Goed werk is werk dat
voldoende (financiële) zekerheid oplevert, ook in verhouding tot
anderen en op de lange termijn. (Zie 1, 2, 3 en 4)
2. Grip op het werk. Goed werk is werk
met een zekere vrijheid, waarbij een beroep wordt gedaan op onze
capaciteiten en goede sociale relaties worden onderhouden. (Zie 5 en
6)
3. Grip op het leven. Goed werk is werk
met voldoende tijd en ruimte om het te combineren met zorgtaken en
een privéleven. (Zie 7 en 8)
p228
1. Voorkom oneerlijke concurrentie
tussen werkenden met verschillende contractvormen.
Op dit punt heeft de WRR nauwelijks
concrete voorstellen. Men doet een vrijblijvende oproep aan bedrijven
en instellingen om "weloverwogen beslissingen te nemen" en
"contracten aan te bieden die passen bij de aard van het werk".
Weliswaar is volgens de WRR de overheid "aan zet", maar die
heeft haar 'zet' zojuist gedaan. Dat weet ook de Raad, want die
schrijft direct daarna: "In 2019 is in dit kader de Wet Werk in
Balans aangenomen." Ook is er al nieuwe regelgeving aangekondigd
om de zwakke positie van ZZP-ers te versterken. Zij krijgen de
mogelijkheid om minimumtarieven af te spreken en gezamenlijk een CAO
af te sluiten. Kortom, wat volgens de WRR nodig is wordt al gedaan en
men heeft op dit onderdeel voor de overheid dan ook geen aanvullende
adviezen.
p229
2. Ontwikkel een stelsel van
contractneutrale basisverzekeringen en voorzieningen voor alle
burgers, een stelsel dat past bij de nieuwe wereld van werk.
De WRR stelt voor om een verplichte
basisverzekering in het leven te roepen die alle sociale risico’s
dekt, van ouderdom tot arbeidsongeschiktheid. Ook ZZP-ers moeten
daaronder gaan vallen.
Het is zwaar omfloerst beschreven
allemaal en daardoor nauwelijks concreet te vatten, maar de teneur is
duidelijk: werkgevers moeten worden bevrijd van de kosten voor zorg,
voor scholing, en voor lerend werken en werkend leren. Die kosten
moeten worden overgeheveld naar het voorgestelde nieuwe stelsel van
sociale zekerheid. Dat voor dergelijke secundaire arbeidsvoorwaarden
in CAO-onderhandelingen door de bonden telkenmale loonruimte is
ingeleverd, daarover rept de WRR met geen woord.
p231
3. Vernieuw het actief
arbeidsmarktbeleid, onder andere door meer aandacht voor persoonlijke
begeleiding.
De WRR pleit voor verhoging van het
budget voor arbeidsmarktbeleid. De vergelijking met landen als
Denemarken en Zweden suggereert dat het Nederlandse budget verdubbeld
of zelfs verdrievoudigd zou moeten worden.
Dat geld wil de WRR vooral besteden aan
meer, persoonlijker en specifieker begeleiding van
uitkeringsgerechtigden naar een betaalde baan. Dat moet niet alleen
gaan om zuivere arbeidsbemiddeling, maar ook om andere ondersteuning,
op het gebied van taalonderwijs of gezondheidszorg. En die
begeleiding moet niet meteen stoppen als de uitkering eindigt.
Het hogere budget is ook nodig voor het
creëren van (kennelijk gesubsidieerde) aangepaste werkplekken in
bedrijven, met begeleiding voor zowel de werkgever als de
(arbeidsbelemmerde) werknemer. Als tegenprestatie voor de subsidie
moet de werkgever een verplichting aangaan "voor de lange
termijn".
Het meest opmerkelijke advies is dat er
moet worden gewerkt aan "preventie" van werkloosheid.
Werkgevers en de overheid moeten mensen
die hun baan (dreigen te) verliezen, zo goed mogelijk helpen om bij
te blijven op het werk, of om over te kunnen stappen naar nieuw goed
werk. Dit betekent doorleren op de werkplek en ook dat UWV en
gemeenten er eerder bij betrokken worden als mensen dreigen uit te
vallen door werkloosheid of burn-out, en niet pas op het moment dat
zij de uitkeringen moeten betalen.
p233
4. Geef mensen met een uitkering en
weinig kans op de arbeidsmarkt een basisbaan.
De WRR pleit voor 'basisbanen' voor
mensen met een uitkering en weinig arbeidsmarktkansen.
Concreter dan dat wordt het niet. We
lezen niets over de aard van die 'basisbanen', over wie er als
werkgever moet fungeren, hoe het betaald gaat worden, welke
arbeidsvoorwaarden eraan verbonden zijn, of zo'n 'basisbaan' een
verplichting wordt, of de bijstandsuitkeringen moeten worden
afgeschaft (dan moeten er héél veel basisbanen komen), enzovoort.
We lezen alleen wat een 'basisbaan'
niet is, namelijk niet tijdelijk en niet op doorstroming gericht.
Dit flinterdunne en uiterst vage
onderdeel van de aanbevelingen heeft in de media de meeste aandacht
getrokken, maar dat kan moeilijk worden toegeschreven aan de inhoud
van het voorstel, want die inhoud ontbreekt volledig.
p234
5. Ontwikkel een programmatische aanpak
voor goed werk binnen bedrijven en instellingen.
Op dit onderdeel wordt het dringen bij
de uitvoering: "Bedrijven en instellingen zijn natuurlijk als
eerste aan zet", maar "de overheid zal (...) het voortouw
moeten nemen." Dat "voortouw" bestaat uit "zachte
regulering" in de vorm van voorlichtings- en
propagandacampagnes. Polderen dus eigenlijk. Wie erbij betrokken
moeten worden is glashelder, namelijk iedereen. Nou, dan gaat het
vast wel lukken.
p237
6.Versterk de positie van werkenden
binnen arbeidsorganisaties.
De WRR pleit ervoor om "meer
tegenkracht en werknemersvertegenwoordiging te organiseren op het
niveau van de collectieve onderhandelingen, in het bestuur en op de
werkvloer zelf." Hoe de overheid daarvoor kan zorgen blijft
mistig. "Een manier (...) is de vakbonden te versterken. Hoewel
ze dit op de eerste plaats zelf moeten doen, is (dat) ook in het
belang van de werkgevers." Dus hoopt de Raad dat die daarbij
gaan helpen.
Iets (maar niet veel) concreter is het
voorstel om "meer steun te bieden aan (...) bedrijfs- en
organisatievormen waarin werkenden zelf de dienst uitmaken." Dat
zou met name moeten door bepaalde (welke?) wettelijke of fiscale
belemmeringen weg te nemen.
p239
7. Schep meer mogelijkheden om mensen
de keuze te geven hoeveel uren ze willen werken, onder andere door
goede kinderopvang en ouderenzorg te bieden, en meer werken
makkelijker afdwingbaar te maken.
De WRR pleit ervoor om "in te
zetten op een voor iedereen betaalbare en kwalitatief goede
kinderopvang, zeker voor kinderen vanaf twee jaar." Wat
"inzetten" hier precies betekent wordt niet vermeld. Naast
"inzetten" moet er ook worden geïnvesteerd "in een
kwalitatief goede zorginfrastructuur voor hulpbehoevenden, met steun
voor werkende mantelzorgers." Ook hier blijft onduidelijk door
wie, hoeveel en waarin er precies moet worden geïnvesteerd.
Verder moet het deeltijders
makkelijker worden gemaakt om bij hun werkgever een hoger aantal
werkuren af te dwingen. De 'Wet flexibel werken' geeft ze al het
recht om te vragen om urenuitbreiding, maar dat wordt kennelijk niet
voldoende gevonden. De WRR noemt een tweetal situaties waarin
werkgevers verplicht zouden moeten worden om aan een dergelijk verzoek
gevolg te geven. Bijvoorbeeld "wanneer in een bedrijf of
instelling meer deeltijdbanen worden gecreëerd terwijl er ook
deeltijdwerkers zijn die meer uren zouden willen werken". Waarom
volgens de WRR urenuitbreiding van een werkende deeltijder prioriteit
moet hebben boven het aan een (deeltijd)baan helpen van een werkloze
wordt niet nader toegelicht.
p240
8. Zorg voor langdurige, collectief
betaalde verlofregelingen voor zorg en zeggenschap over
arbeidstijden.
De WRR pleit voor "collectief
betaalde langdurige verlofregelingen (...), voor de zorg voor
kinderen en zeker voor de mantelzorg". "Ook voor zzp’ers
zouden dergelijke collectieve regelingen beschikbaar moeten zijn".
Wat in dit verband moet worden verstaan onder "collectief"
is niet duidelijk. Gelet op het in de regeling betrekken van de
ZZP-ers lijkt het te gaan om een wettelijke voorziening, betaald uit
belasting- en/of premieheffing. Maar de WRR doet ook meermaals een oproep aan de
sociale partners, bijvoorbeeld om "in cao’s vaker en betere afspraken te
maken die ruimte bieden voor zorgtaken, waaronder mantelzorg".
Of de sociale partners zich van deze vrijblijvende oproep iets aan
zullen trekken valt te bezien.
Met name bij het combineren van werk en
zorgtaken is (meer) flexibiliteit in werktijden nodig. De WRR pleit
ervoor om "overwerk te begrenzen en werk en privé af te
bakenen, ook in arbeidscontracten en cao’s". Opnieuw een
vrijblijvende oproep buiten de overheidssfeer.
Alles overziend is het nogal vaag wat
de WRR adviseert. Eigenlijk gaat het meer om een reeks van
beleidsdoelstellingen in plaats van concrete beleidsmaatregelen.
Bovendien begeeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
zich geregeld buiten de sfeer van het regeringsbeleid. Oproepen aan
bedrijven en instellingen of aan de sociale partners mag iedereen
doen, maar van de WRR verwacht men toch concrete voorstellen voor
nieuw of ander overheidsbeleid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten