Al
eerder berichtten wij op ons blog over de policy brief
geschreven door het CPB ten behoeve van de Kamercommissie voor
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin ingegaan wordt op
technologische werkloosheid en het effect van automatisering op de
economie. We zagen daar al dat het CPB weinig behoefte heeft aan
recente statistieken en meer belang hecht aan het theoretisch
afleiden van de werkelijkheid dan aan het feitelijk meten ervan.
Ook het theoretische betoog van het CPB laat echter te wensen over, zoals meteen al blijkt uit de openingszin:
In de fysieke categorie zijn robots zoals Baxter en Petman de huidige state of the art.
In de cognitieve hoek moeten we denken aan de AI van Stanford of Watson van IBM.
Tenzij we besluiten om niet langer te volstaan met symptoombestrijding en actie ondernemen om ook de ziekte zelf aan te pakken.
Ook het theoretische betoog van het CPB laat echter te wensen over, zoals meteen al blijkt uit de openingszin:
“Technologische
verandering leidt tot een hogere productiviteit en meer
werkgelegenheid.”
Dat
technologische innovatie leidt tot een hogere productiviteit is
evident, maar dat zij ook leidt tot meer werkgelegenheid? Absoluut
niet.
Natuurlijk
stijgt de productiviteit, waarom zouden we anders die machines
inzetten? Voor bedrijven is innovatie geen doel op zichzelf. Zij
investeren alleen in nieuwe of meer technologie als ze mogelijkheden
zien om de productiviteit te verhogen zonder te hoeven betalen voor
extra personeel. Meer winst, daar gaat het om!
Indien
bedrijven zich rationeel gedragen, hetgeen in de economie algemeen
wordt aangenomen, is het dus niet mogelijk dat kapitaalinvestering in
machines tevens leidt tot meer banen of behoud van banen in hetzelfde
productieproces. We kennen allemaal de populaire redenering: “ja
maar iemand moet toch die machines maken, besturen of onderhouden”.
Dat argument is domweg fout. Bedrijven zijn geïnteresseerd in het
verhogen van de winst en zijn agnostisch ten aanzien van de aard van
hun kosten. Als het maken, besturen en onderhouden van nieuwe
machines meer personeelskosten met zich meebrengt dan de productie
zonder die machines, dan komen ze er niet.
Misschien
bedoelt het CPB dat er werkgelegenheid ontstaat bij andere -bestaande
of nieuwe- bedrijven? Het is denkbaar dat door neveneffecten de vraag
stijgt en dat er daardoor meer gevarieerd werk wordt gedaan. Als we
niet meer nodig zijn voor het werk in de landbouw kunnen we ons
toeleggen op het schrijven van mobiele apps.
Er
is inderdaad vraag naar mobiele apps ontstaan die niet bestond toen
we nog allemaal bezig waren met overleven. Het is echter naief om te
geloven dat deze nieuwe vraag is gecreëerd. Alsof de mensen in
vervlogen tijden niet graag mobiele telefonie en internet tot hun
beschikking zouden hebben gehad. Natuurlijk bestond die vraag al,
maar het was nog niet mogelijk om eraan te voldoen!
De
technologie creëert geen nieuwe vraag; de technologie ontsluit de
-latent- aanwezige vraag.
Dat
subtiele verschil is belangrijk, want als technologische innovatie er
bovendien voor zorgt dat we in steeds toenemende mate aan de vraag
kunnen voldoen, dan kan de economie alleen maar op de huidige wijze
blijven functioneren als er kwalitatief gezien steeds nieuwe vraag
ontstaat.
Maar
de vraag kan per definitie niet oneindig zijn! Consumptie heeft nu
eenmaal fysieke begrenzingen. Ga maar na: is het mogelijk om een
oneindige hoeveelheid muziek te beluisteren? Nee, één muziekstuk
per keer is het maximale aantal. Als er in de tijd dat ik dat ene
stuk heb beluisterd alweer twee nieuwe bij zijn gekomen zal mijn
vraag het aanbod nooit overstijgen. Ditzelfde geldt voor films,
theater, boeken en andere vormen van entertainment. Andere producten
en diensten hebben soortgelijke limieten; met een bepaalde
hoeveelheid voedsel is aan onze eetlust voldaan en sneller reizen
willen we ook niet als de acceleratie oncomfortabel wordt.
Dit
brengt ons tot een ongemakkelijke conclusie. Indien de omvang van de
vraag eindig is en de productie alleen maar toeneemt, dan zal er
uiteindelijk geen werk meer over zijn voor mensen om te doen. Het is
de thesis van mijn boek en het blog, dat we het omslagpunt al voorbij
zijn. Dat er steeds minder behoefte is aan menselijke arbeid en dat
vanaf nu het aantal noodzakelijke banen alleen maar kan dalen (al
kunnen we wel nutteloze banen creëren als we dat zouden willen).
Hoeveel
hiervan begrijpt het CPB? Niet al te veel, gezien de kortzichtige
uitspraak:
“Daarnaast
zijn interactieve en niet-routinematige analytische taken
belangrijker geworden. Mensen hebben ten opzichte van computers een
(relatief) voordeel in het uitvoeren van deze taken.”
Natuurlijk,
nog wel. Het is eenvoudiger en dus goedkoper om routinematige taken
te automatiseren. Maar laten we niet denken dat het onmogelijk is om
niet-routinematige taken te automatiseren, want dat is wel degelijk
mogelijk, het duurt alleen wat langer. Wat we in de praktijk zien
gebeuren, is dat het werk in essentie wordt gedaan door machines en
dat mensen alleen worden ingezet op taken die machines nog niet aan
kunnen. Martin Ford duidt dit verschijnsel aan met de term 'dexteritygaps', ofwel 'leemten' in de vaardigheden van
machines. Hiervan zijn twee typen; fysieke dexterity gaps en
cognitieve dexterity gaps.In de fysieke categorie zijn robots zoals Baxter en Petman de huidige state of the art.
In de cognitieve hoek moeten we denken aan de AI van Stanford of Watson van IBM.
Het
CPB schrijft:
“Vooral
hoogopgeleide werknemers lijken hiervan te hebben geprofiteerd, omdat
zij zowel een efficiencyvoordeel hebben van computergebruik, als goed
zijn in het uitvoeren van interactieve en niet-routinematige
analytische taken.”
Dit
is inderdaad een voordeel dat voortkomt uit het bestaan van
cognitieve dexterity gaps. Het zou echter een fout zijn om te denken
dat we die gaten niet gaan dichten in de toekomst. Overigens betekent
het profijt waar het CPB over spreekt alleen maar dat de hoger
opgeleiden minder hebben hoeven inleveren. Niet dat hun salaris flink
omhoog is gegaan. En de lager opgeleiden hebben maar weinig voordeel
gehad van de fysieke dextery gap omdat zij moeten concureren met
degenen die hun baan in het middensegment inmiddels hebben verloren.
“Beroepen
hebben net als producten een levenscyclus. In tijden van snellere
technologische verandering verdwijnen meer beroepen en ontstaan ook
meer nieuwe beroepen.”
Dit
is een nogal verhullende formulering van het CPB. Dat er beroepen
verdwijnen en dat er nieuwe beroepen ontstaan als gevolg van
technologische innovatie is een waarheid als een koe. Maar daar gaat
het natuurlijk niet om. Het gaat niet om 'beroepen', het gaat om
banen. Het gaat niet om de samenstelling, maar om het volume van de
werkgelegenheid.
Prof.
Dr. Bas ter Weel, een van de auteurs van de policy brief, schreef in
dit verband al eens in de NRC: “er komen ook net zo hard banen
bij”. Dat nu, is pertinent onjuist. Ter Weel heeft sindsdien beter
nagedacht en zegt ditmaal niet dat er 'net zo hard' nieuwe 'banen'
bijkomen, maar dat er 'ook' nieuwe 'beroepen' ontstaan. Deze
opmerking is niet bijster relevant, maar de auteurs lijken ermee te
willen suggereren dat er voor de totale omvang van de werkgelegenheid
geen gevaar dreigt. Dat mag misschien het geval zijn geweest in het
verleden, toen er nog voldoende verborgen vraag op de plank lag, maar
inmiddels zijn we door de voorraad heen. De statistieken geven
duidelijk aan dat het omslagpunt in 2000-2001 is bereikt. Sindsdien
gaat het slechter met de werkgelegenheid, wat zich vertaalt in een
matige loonontwikkeling en een reële daling van de werkgelegenheid,
gemeten in arbeidsjaren per duizend inwoners.
“Bovendien
is de nieuwe technologie niet altijd in staat geweest om alle
verwachtingen waar te maken en zijn er onverwachte toepassingen
ontstaan. Al in de jaren zestig sprak men over huishoudrobots en
andere technische snufjes die er nooit zijn gekomen, terwijl er
nauwelijks over de mobiele telefoon en het internet werd gesproken
door toekomstverkenners.”
Wat
een nare opmerking nou weer. Het is waar dat wij ingenieurs soms wat
te optimistisch zijn over de haalbaarheid van bepaalde projecten.
Creativiteit is nu eenmaal moelijk af te dwingen en innovatie is
zeker geen lineair proces. Dit neemt echter niet weg dat een
geslaagde innovatie de wereld flink kan veranderen. Wat blijft er
over van de transportsector als we straks zelfrijdende voertuigen
hebben?
Ter
Weel cs verwijzen naar een passage uit het rapport van het Rathenau
instituut:
“Landen
die voorop liepen met de ontwikkeling en implementatie van nieuwe
technologie, hebben de transitie sneller en met minder pijn
doorgemaakt. Vroegtijdig inspelen op de komende veranderingen op de
arbeidsmarkt en investeren in nieuwe technologie lijken de transitie
soepeler te laten verlopen.”
Ja
natuurlijk. We leven in een tijd van open markten en globalisering.
Als de bedrijven in ons land technologische voorsprong behalen en
behouden, dan komt de winst bij ons terecht en de gedwongen ontslagen
vallen in andere landen. Vergeet echter niet dat dit een wedstrijd is
die ook wij uiteindelijk niet kunnen winnen. Ondanks onze mooie
vierde plek op de innovatieranglijst zal
iemand ergens ons eruit concurreren. Al zijn we nog zo slim, de economische ziekte van de technologische werkloosheid tast ook òns gestel aan.Tenzij we besluiten om niet langer te volstaan met symptoombestrijding en actie ondernemen om ook de ziekte zelf aan te pakken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten